In de winter van 1944/1945 proberen 20.000 mensen aan voedsel en brandstof te komen. Dit gebeurde vooral in steden. De boeren in Noord-Holland deden aan ruilhandel. Ze verkochten onder andere waardevolle spullen, koffie, thee, zakken met graan en groenten zoals kool. Daarvoor moest je helemaal langs Hoorn en Alkmaar. Vaak stuurden ouders hun oudste kinderen weg om eten te halen bij de boeren in het noorden. Ze ruilden dan hun waardevolste spullen in voor bv. aardappels. Sommige boeren waren zo arrogant dat ze de kinderen die eten kwamen halen gewoon wegstuurden. Gelukkig waren er ook genoeg boeren die wel gewoon eten inruilden. De arme mensen in het westen hadden ook niet veel warme kleren dus de tochten waren ijskoud. Veel ouders en kinderen zijn onderweg doodgegaan. De mensen betaalden in die tijd met voedselbonnen, dat waren bonnen waar bv. brood op stond of snoep. Met één zo´n bon kon je een brood of dus één zak snoep halen. als ze brood gingen maken deden ze er ook zaagsel bij om het brood op te vullen. Dagelijks aten de mensen één bord soep, één glaasje waterige melk en één stukje brood. Er waren ook hele rare recepten zoals tulpbollen stamppot. Er waren ook mensen die verkochten 1 brood voor 500 euro dus een hele dure prijs voor maar 1 brood.